We horen het verhaal van zoogdieren in de dinotijd. Want in de schaduw van de ‘heersers van de wereld’, de dinosauriërs, ontwikkelden zoogdieren zich razendsnel tot kleine heersertjes in de aarde, in bomen en te water.
Maarten van Rossem, Gijs Rademaker en paleontologe en zoogdierexpert Elsa Panciroli verbazen zich over de veelzijdigheid van zoogdieren in de dinotijd – van de eerste mol aller tijden, tot zweefvliegers en beverachtige zwemmers. De voorbeelden laten zien dat eigenschappen die de huidige zoogdieren – waaronder wijzelf – nu nog hebben, stammen uit de dinotijd. En wat is er waar van het clichébeeld dat dinosauriërs overdag de dienst uitmaakten, en zoogdieren vooral ‘s nachts?
Maarten en Gijs bezoeken ook ons museum – daar ligt een minuscule schat: een piepklein tandje van een zoogdiertje uit het Krijt: Maastrichtidelphys meurismeti. Paleontoloog John Jagt vertelt hoe dit tandje is ontdekt en waarom het erg bijzonder is. En hij legt uit hoe hij aan de hand van dat tandje weet hoe het hele dier er ongeveer heeft uitgezien.
We bespreken met Elsa ook het overleven van de zoogdieren – enkele soorten overleven de inslag met de asteroïde en dankzij die paar muisachtige doorzetters lopen wij nu rond. Waarom haalden de zoogdieren het wel, en de (niet vogel-) dinosauriërs niet? Elsa laat zien dat die gedachte niet zo simpel is als hij lijkt…
Een Krijtzoogdier uit de ENCI-groeve
Lees (download) het artikel van John Jagt en Anne Schulp.